agklink@klinkhydrobiology.com
+31317-415072

Macrofauna in de Rijn

We voeren sinds 1981 macrofaunaonderzoek uit in grote rivieren in Europa en sinds 1984 ook paleolimnologisch onderzoek in oude rivierarmen die vaak eeuwen oud zijn. Inmiddels is er bodemarchief onderzocht in de Nederlandse Rijn die een periode bestrijkt van 5000 jaar. Dit heeft geleid tot het volgende inzicht:

5000 BP – 1700 AD
De levensgemeenschap is sterk gebonden aan klinkhout en bestaat behalve uit een scala aan filteraars (Simuliidae, Hydropsychidae en Psychomyidae) uit hout-eters zoals Potamophilus acuminatus, Lepidostoma hirtum, Symposiocladius lignicola en Stenochironomus.

Nevengeul bij Beneden Leeuwen 2007. Zo moet de Rijn er vroeger hebben uitgezien, afgezien van de afgezaagde takken.


Half submentum van de dansmuglarve Symposiocladius lignicola, dat bij uitstek is aangepast aan het schrapen van hout.

1700  – 1900
In deze periode neemt het aandeel houtbewoners en mineerders af, als gevolg van het verwijderen van het hout ten behoeve van de scheepvaart. Nieuwe aanvoer is er niet, want de ooibossen zijn rond 1700 al verdwenen. Vanaf 1850 worden de grootschalige werken van de eerste normalisatie uitgevoerd, waarbij de kribben ontstaan en de breedte sterk wordt teruggebracht. Soorten die gevoelig zijn voor verontreiniging zoals steenvliegen verdwijnen uit de rivier en rond 1900 verliest de Rijn zijn grootste eendagsvlieg, het Oeveraas of Palingenia longicauda. Deze soort graaft gangen met zijn getande kaken en poten in kleibanken. Tijdens de normalisatie zijn deze kleibanken bestort en hiermee was het doodvonnis getekend voor deze graver. De soort is al heel lang uit West Europa verdwenen en komt met zekerheid alleen nog in de Tisza in Hongarije. Ook de Rivierrombout is rond 1900 uit de Rijn verdwenen.

Palingenia longicauda, tweedejaars larve uit de Tisza

1900 – 1975
Vrijwel alle macrofaunasoorten verdwijnen uit de Rijn als gevolg van ongekend hoge verontreiniging. De tweede normalisatie, waarbij alle eilanden met de oevers worden verbonden en de aanleg van zomerkaden geven de Rijn zijn huidige vorm. Van de macrofauna weet een handjevol soorten het medio 70’er jaren te overleven. Alleen enkele wormen, bloedzuigers en een paar dansmuglarven leven dan nog in de Rijn.

1975 – 1992
In deze periode is er sprake van een spectaculair ecologisch herstel van de Rijn, met als voorlopig hoogtepunt, de terugkeer van Zomersneeuw, de eendagsvlieg Ephoron virgo en de Rivierrombout. Inmiddels leven er dan weer enige 100en soorten in de Nederlandse Rijn. Hiertussen zijn drie exoten. Waarvan de Kaspische slijkgarnaal (Chelicorophium curvispinum) zich aanvankelijk tot een plaag lijkt te ontwikkelen voor de Driehoeksmossel (Dreissena polymorpha), zelf ook een exoot, maar al sinds de 19e eeuw bewoner van de stenen in de Rijn.

Zomersneeuw in augustus. Zwermende Ephoron virgo adulten op een strand langs de Nederrijn bij Wageningen.

1992 – heden
In 1992 wordt het Donau-Main-Rijnkanaal in gebruik genomen. Met het openen van de sluis naar de Main gaat letterlijk de hellepoort open en stromen de Donaubewoners toe. De ergste van hen is wel de Kaspische vlokreeft Dikerogammarus villosus. Deze grote predator laat weinig heel van zijn medebewoners en blijkbaar heeft nog geen (exotische) vis deze prooi ontdekt.

Toestroom van exoten in de Rijn (monitoring Rijkswaterstaat station Lobith)

Het gevolg van deze massa kolonisatie is dat de exoten inmiddels meer dan 90% van de individuen in de Rijn vertegenwoordigen. Dit heeft tot gevolg dat de inheemse fauna, die zich nog volop aan het herstellen was, geen kans meer krijgt om zich verder te ontwikkelen en in toenemende mate het veld ruimt.

Verdwijnen van de inheemse fauna (monitoring Rijkswaterstaat station Lobith)

In de vogelvlucht van 5000 jaar Rijn is geschetst hoe alles gelopen is. Willen we verder met het ecologische herstel van de Rijn, dan zullen de volgen de knelpunten moeten worden aangepakt:

  • Scheepvaart als fysieke belemmering
  • Gebrek aan geschikt habitat
  • Exoten

De grootste snelweg voor  de scheepvaart, Bovenrijn en Waal leidt er toe dat het zomerbed in deze taken nauwelijks bewoonbaar is voor de macrofauna. In het stroombed leven twee soorten muggelarven, naast Chinese korfmosselen. Het zijn de schelpen van deze mosselen waarmee de oevers van de Waal bezaaid zijn.

Aangezien de scheepvaart momenteel nog het minst milieu-onvriendelijke vervoermiddel is, ligt het niet voor de hand dat er draagvlak komt om de scheepvaart uit de rivieren te bannen. Wel zijn er met het programma “Ruimte voor de Rivier” mogelijkheden om ruimtes te scheppen die minder onder fysieke druk staan van de scheepvaart. Wat dit oplevert kunnen we zien in de stromende nevengeulen van Beneden Leeuwen, maar vooral die bij Gameren. In plaats van 2 soorten muggenlarven, leven er hier 30 soorten op de bodem. Dit betekent dat we met nevengeulen goed op weg zijn om ecologisch herstel te bevorderen. Dit blijkt ook uit vis, die houdt zich ook veel liever op in de nevengeulen dan in de hoofdgeul, waar geen voedsel te vinden is.

Het herstel van de soorten die op en van het natuurlijke vaste substraat (klinkhout) leven komt niet op gang om de simpele reden dat er zelfs na 15 jaar natuurontwikkeling nog niemand het heeft aangedurfd om hout te verankeren in de nevengeulen. Dit hout zal niet alleen de inheemse soorten, maar ook de Kaspische vlokreeft en slijkgarnaal aantrekken. De hoop is hierbij echter gevestigd op de visfauna die van nature verzot is op hout om er eitjes op af te zetten en om er in alle beschutting te kunnen fourageren. Op deze manier krijgen we weer zicht op de situatie zoals hij was tussen 5000 BP en 1700 AD.

Literatuur
Bij de Vaate, A., Klink, A., Oosterbroek, F., 1992 The mayfly, Ephoron virgo (Olivier), back in the Dutchparts of the rivers Rhine and Meuse Hydrobiol. Bull. 25(3): 237-240

Bij de Vaate, A., Klink, A., 1995 Dikerogammarus villosus Sowinsky (Crustacea: Gammaridae) a new immigrant in the Dutch part of the Lower Rhine Lauterbornia 20: 51-54

Greijdanus-Klaas, M., Klink, A., 2001 Macrofauna in de nevengeulen van de Gamerense Waard. Voor- en najaar 2000. Achtergrondsrapportage RIZA werkdocument 2001 205X: 21 pp.

Helmer, W., Klink, A., Overmars, W., Barneveld, H., 1992 Levende rivieren. Studie in opdracht van het Wereld NatuurFonds Rapport Wereld Natuur Fonds 28 pp.

Klink, A.G., 1983 Studie over de toepasbaarheid van palaeolimnologisch onderzoek in riviersedimenten. Een middel om biologische beoordeling van rivieren te onderbouwen? Hydrobiol. Adviesburo Klink Rapp. Meded. 7: 27 pp. + bijl.

Klink, A.G., 1992 Levende rivieren. De Rijn, een broodmager ecosysteem met meer dan voldoende voedsel. Bijlage 1 bij Rapport Levende Rivieren. Studies in opdracht van het Wereld Natuur Fonds Rapport Wereld Natuur Fonds 28 pp.

Klink, A., 2008 Preadvies Rivierengebied onderdeel aquatische macrofauna Hydrobiol. Adviesburo Klink Rapp. Med. 97: 16 pp.

Van Riel, C., 2007.Interactions between crustacean mass invaders in the Rhine food web. Acad. Proefschrift R.U. Nijmegen 176 pp.